Een mogelijke optie is het gebruik van extracten of delen van planten die via het drinkwater of voer kunnen worden toegevoegd. Verschillende secundaire stoffen aanwezig in planten kunnen de ontwikkeling van wormen vertragen, zodat de wormdruk langzamer stijgt. Deze zijn op te delen in vier groepen en kunnen effect hebben op de buitenkant, voortplanting of ontwikkeling van de worm. Er zijn zelfs studies die beweren dat sommige plantextracten wormen afdoden, vergelijkbaar met de huidige middelen. Voorbeelden van alternatieve middelen die momenteel worden onderzocht kunnen delen van planten gebruiken afkomstig van bijvoorbeeld oregano, tijm, pompoenzaad of knoflook.
Echter zijn er nog veel vraagtekens omtrent het gebruik van deze en andere planten als vervanging of additief tegen wormen. Dit komt door de enorme hoeveelheid verschillende stoffen in planten, de verandering van structuur tijdens de extractie van de stoffen, en eventuele verandering tijdens bewerking voor verwerking in water of voer. Daarnaast kan de samenstelling en structuur van deze stoffen afhangen van de cultivatie en herkomst van de plant. Ook is het niet zeker of deze stoffen effect hebben op alle eerdergenoemde wormsoorten voorkomend bij pluimvee. Verder is het onbekend welk effect het op lange termijn toevoegen van bepaalde plantextracten heeft op de gezondheid en productie van de hennen. Ook de mate van dosering welke zowel veilig moet zijn voor het dier, maar ook effect moet geven tegen wormen is vaak nog onduidelijk.
Concluderend, plantenextracten hebben zeker potentie om het gebruik van huidige wormmiddelen te verminderen, maar momenteel is nog veel onbekend om een duidelijke conclusie te trekken en een werkende oplossing aan te dragen voor biologisch pluimvee.